Thuis komen

Het hangt af van hoe graag ik thuis wil zijn, wanneer ik mijn sleutel uit mijn broekzak haal en hem in mijn hand houd.
Toen ik nog naar de universiteit ging, pakte ik meestal mijn sleutel al voor ik de trein uitstapte. Als er in de stad iets naar me geroepen word pak ik mijn sleutel, misschien om te doen alsof ik al bijna thuis ben.

Ik kom de laatste tijd aanzienlijk minder thuis. Ik doe een keer in de week boodschappen en soms was dat de enige keer dat ik naar buiten ging. Niet uit angst voor een besmetting of iets dergelijks, ik kwam niet op het idee. En na een tijdje merkte ik dat het moeilijker werd de deur uit te gaan. Dat het vreselijk ingewikkeld leek mijn schoenen helemaal aan te trekken, ook nog een jas aan te doen en mijn sleutels te pakken, dan de trappen af, de zware voordeur zachtjes achter me dicht doen. Ik pakte na het afrekenen in de supermarkt en het inpakken van mijn tassen mijn sleutel of streek in ieder geval even met mijn vingers over mijn broekzak om te voelen of ie er nog zat. Tot ik het een beetje belachelijk vond worden en me eroverheen besloot te zetten. En nu loop ik elke dag in ieder geval een klein rondje, ik heb zelfs twee buurkippen ontdekt die ik nu elke dag groet. Het is een fijn klein rondje, soms overweeg ik het zelfs wat groter te maken, maar ik doe het niet. Hoewel ik het buiten fijn vind en het makkelijker is om op pad te gaan, houd ik toch het meest van thuis komen.