Klimaatkansen

Klimaatkansen is een feuilleton over de klimaatadaptatie van een buurt die door de verantwoordelijke wethouder als kansrijk wordt omschreven. Natuurlijk brengen veranderingen in de buurt allerlei spanningen met zich mee, en zijn de belangen van de buurt als geheel lang niet altijd in lijn met de individuele wensen van de bewoners.

Ieder weekend komt er een nieuwe aflevering online, wil je die direct in je mailbox, abonneer je dan op de nieuwsbrief.
Lees hieronder alle afleveringen tot nu toe:

Klimaatkansen 1: Onder grote belangstelling

Moniek gaat naast Angela staan. Ze knikken naar elkaar. Steeds meer mensen verzamelen bij het hek om het schoolplein.
‘Het is wat hè,’ zegt Angela.
‘Nou, pfff, dat ze het nu eindelijk echt doen,’ antwoordt Moniek.
‘Hoe is het met Paul?’
‘Ja goed, nou ja goed, hij heeft het natuurlijk nog steeds aan zijn rug, tja dat gaat niet meer over.’
Angela knikt begripvol.
Het onkruid tussen de stoeptegels op het plein is kniehoog, de verf bladdert van het klimrek en de knikkerpotjes liggen verscholen onder lagen bladeren en fastfood-verpakkingen.

Op een elektrische fiets komt wethouder Boersma de hoek om rijden, onder haar zwarte pantalon draagt ze lichtblauwe sneakers. In een interview over haar kledingkeuze zei ze het belangrijker te vinden kleding te dragen waarin ze flink aan de slag kan dan er perfect gestyled uit te zien.
Ze zet haar fiets tegen de lantaarnpaal aan de overkant van de straat. Ze aarzelt even, maar zet hem toch niet op slot. Meteen toen ze aankwam fietsen, begon de fotograaf van de stadscourant plaatjes te schieten. Hij heeft niet alleen foto’s van haar vrolijke lach maar ook van het moment waarbij ze van haar fiets afstapt en even geërgerd naar beneden kijkt waar haar voet tegen de lantaarnpaal stoot. Beide foto’s zijn zeer bruikbaar afhankelijk van de berichtgeving. Het artikel zal geschreven worden op basis van de posts die over deze middag verschijnen op Buurtpraat. Boersma loopt naar het hek en schudt met een lach de handen die naar haar uitgestoken worden. Yvette loopt met haar mee, ze draagt een strakke rok en moet bijna twee keer zoveel passen zetten om de stappen van Boersma bij te houden. ‘Fijn dat u er bent mevrouw Boersma,’ zegt Yvette.
Boersma heeft het inmiddels opgegeven de mensen ervan te overtuigen haar Sanne te noemen.
‘Wat een mensen hier,’ zegt Boersma.
‘Ja, er ligt hier toch een hoop geschiedenis van de wijk.’ Yvette kijkt naar het schoolgebouw. Haar kinderen hebben er ook gezeten, al moest de jongste in groep zeven naar een andere school omdat dit gebouw niet deugdelijk meer was en gesloten werd.
‘Zeker, een hoop geschiedenis,’ zegt Boersma, ‘maar ook een hele hoop toekomst.’ Ze geeft er een knikje bij richting Yvette. ‘Een hele hoop toekomst,’ herhaalt Boersma, nu iets luider. Ze draait zich naar het hek en steekt haar hand op naar de werklui. De voorman steekt ook zijn hand op. Boersma draait zich om naar de mensen die bij het hek staan.
‘Wat fijn dat jullie hier allemaal zijn, om op dit moment samen te beginnen aan een nieuwe toekomst voor Ossewei.’ Ze steekt haar duim op naar de voorman, die roept iets onverstaanbaars waarop de machine met de grote grijper op rupsbanden langzaam richting de school rijdt.

Vanachter zijn raam kijkt Paul hoe de grijper in het gebouw hapt en een stuk van het dak eraf trekt, uit de rafelige wond steken staaldraden. Terwijl de grijper zijn inhoud leegt bij de grote eik, vallen losse dakpannen door het gat de vroegere kleuterklas in. Paul neemt nog een slokje van zijn koffie en schudt zijn hoofd.

Klimaatkansen 2: Jouw buurt aan de beurt

Boersma heeft voor nog een fotomomentje een gele bouwhelm opgezet. Achter haar zijn alleen de rode lichten van de grijpmachine nog te zien in de wolk van gruis. Ze probeert haar ogen open te houden in het felle zonlicht. ‘Heb je er zo genoeg?’ vraagt ze aan de fotograaf. Hij is al bezig zijn camera op te bergen.
Ze haalt diep adem, haar zucht verandert in gehoest. Yvette staat al naast haar. ‘Gaat het mevrouw Boersma? Wilt u misschien een glaasje water?’ vraagt ze.
‘Nee dank je Yvette.’ Boersma loopt naar de mensen bij het schoolhek. Sommige mensen kijken even naar haar op, maar vervolgen dan hun gesprek.
Moniek stoot Angela aan. ‘Dat is die nieuwe, die wethouder Boersma,’ zegt ze.
‘Wat een jong ding nog,’ zegt Angela, ‘die is amper dertig.’
‘Ze wilde eigenlijk in de kamer, zeggen ze, maar de groenen kregen niet genoeg stemmen, landelijk dan hè. Maar ja hier kon ze wel aan de slag. En altijd op de fiets hè, ze zit altijd op haar telefoon te kijken om de weg op te zoeken.’
‘Dat krijg je hè,’ zegt Angela.
‘Ze is bij haar ouders ingetrokken, las ik, omdat ze in de gemeente moest wonen.’
‘Ja, Bram kan ook niks vinden, wat nog enigszins betaalbaar is. Die komt misschien weer thuis.’
Boersma komt hun kant opgelopen. Ze steekt haar hand uit, Moniek pakt hem aan.
‘Moniek Hartog,’ zegt ze.
‘Sanne Boersma,’ zegt Boersma en schudt Monieks hand.
Als ze elkaar loslaten schrapen de nagels van Moniek even over de handpalm van Boersma.
‘Wat vindt u ervan dat we het gebouw slopen?’ vraagt Boersma.
‘Het stond al jaren leeg, en was echt een zooitje. De meesten lieten hun kinderen niet meer op het plein spelen,’ zegt Moniek.
‘Inderdaad, het was nogal verwaarloosd. Maar wat vindt u ervan?’
‘Zeg maar je hoor,’ zegt Moniek.

Angela steekt nu ook haar hand uit, en nog voor Boersma zich ook heeft kunnen voorstellen, vraagt ze wat er nu met deze plek gaat gebeuren.
‘Nou, Angela, mag ik Angela zeggen, we willen samen met de bewoners, ik neem aan dat u in de buurt woont, bekijken waar de behoeftes liggen.’
‘Dus het zou ook weer een school kunnen worden?’ vraagt Angela.
‘We moeten natuurlijk zorgen dat het in de plannen past, en in deze buurt moeten ook nog aardig wat klimaatadaptaties verwezenlijkt worden. Maar ik zou het voorstel zeker indienen als ik u was.’
‘Nou dan weet je nu dat we wel weer een school willen,’ zegt Moniek.
‘U kunt een voorstel indienen via de website, op Buurtpraat staat een link. En volgende week vrijdag hebben we een inloopmiddag op het gemeentehuis.’
Yvette, die achter Boersma aan is gelopen drukt Angela en Moniek een flyer in de hand.
‘Jouw buurt aan de beurt. Praat mee!’ staat er in dikke zwarte letters op een felgele achtergrond.

Klimaatkansen 3: Sloopwerk

Paul heeft het koffieblik stevig in zijn linkerhand terwijl hij met de rechterhand de deksel eraf probeert te wrikken. Gisteren bij de fysio is het allemaal weer los gemaakt, waardoor het vandaag alleen nog maar vaster voelt. Hij draait aan het deksel, probeert zijn vingertopjes onder de blikken rand te krijgen. Terwijl hij zijn linkerarm tegen zijn buik aan klemt, trekt hij zijn rechterhand omhoog en ineens schiet het deksel los. Zijn hand schiet met deksel en al tegen de muur aan. De scherpe puntjes van de structuurverf boren zich in de rug van zijn hand en een deel van de koffiepoeder valt over de vloer.
Paul drukt zijn zere hand tegen zijn broek aan om het beetje bloed te deppen. Hij zet het koffieblik op het aanrecht, van de keukentafel pakt hij een papiertje, voorzichtig veegt hij het koffiepoeder van de grond op het papiertje. Zijn rug verstrakt als hij zich opricht, hij gebruikt een hand om zich aan het aanrecht op te trekken. Het koffiepoeder laat hij van het papiertje in het koffiezetapparaat glijden, Uit het blik doet hij er nog een half schepje bij. Hij drukt de stekker in het stopcontact en terwijl het apparaat zuchtende geluidjes maakt, kijkt Paul naar het papier. Moniek moet het meegenomen hebben denkt hij. ‘Jouw buurt aan de beurt’ staat er en daaronder een link en een QR-code. Hij heeft gezien hoe ze het van de wethouder kreeg. Ze had haar hand geschud. Dat moet je nooit doen, de hand schudden van een politicus, daarmee stem je in met een afspraak. Zo doen ze dat altijd als ze een verdrag hebben gesloten, maar als je je voorstelt, stem je dus ook al ergens mee in, je weet alleen niet waarmee. Ze kunnen de foto’s daarvan later voor van alles gebruiken.

Paul schenkt het eerste kopje koffie in en zet daarna de kan weer onder het apparaat, twee druppels zijn in de tussentijd sissend op het warmhoudplaatje gevallen. Aan de keukentafel klapt hij de laptop open. Hij logt in op Buurtpraat en scrolt door de berichten. Er zijn weer meer katten kwijt, die waarschijnlijk niet gevonden zullen worden. Iemand vraagt zich af waarom de parkeerplekken aan de Jagersweg volgende week niet gebruikt kunnen worden. En er worden walnoten ‘wel zelf komen rapen’ aangeboden. Hij is ingelogd als Edwin Jansen, als adres heeft hij een jaar geleden het oude schoolgebouw gekozen toen dat misschien nog als buurthuis gebruikt zou gaan worden.

Hij staart een tijdje naar het scherm, neemt dan een grote slok koffie, die hij laat rondgaan in zijn mond. Dan begint hij te typen. ‘Boersma wilde vanmiddag even makkelijk punten scoren. Ze liet zich op de foto zetten bij de oude Ossewei. Kwam natuurlijk o zo duurzaam op de fiets. En lachte vrolijk terwijl de oude school gesloopt werd. Wat we ervoor terugkrijgen, weet ze nog niet.
Wij weten dat je oude schoenen niet weggooit voor je nieuwe hebt. Boersma zal wel nooit oude schoenen hebben gehad.’
Hij slikt de koffie door en klikt op ‘Bericht toevoegen’.

Klimaatkansen 4: Hypocriet

Boersma zet haar fiets onder de carport en gaat via de zijkant achterom naar binnen bij de twee-onder-een-kapwoning. ‘Sanne, ben jij dat?’ hoort ze uit de woonkamer. ‘Ja mam.’ Boersma wipt met de ene voet haar andere voet uit de schoen en ploft als Sanne op de bank. Ze vist haar telefoon uit haar broekzak en opent haar email, ze heeft drie Google-alert meldingen, die alle drie wel haar naam bevatten maar niet over haar gaan. Ze kijkt op Buurtpraat, daar wordt ze wel genoemd, weer door Edwin Jansen. Ze ziet zichzelf in de weerspiegeling van het scherm aan haar lip pulken. Ze blijft lippenbalsem smeren maar nog steeds zijn er altijd velletjes om aan te trekken.

‘Je moet het je niet aantrekken meis,’ zegt haar moeder, die een kop koffie voor Sanne neerzet en haar de koektrommel voorhoudt, ‘je kunt het nooit iedereen naar de zin maken.’
Sanne legt haar telefoon weg. ‘En is er nog iets leuks gebeurd vandaag?’ vraagt ze.
‘Ik heb nieuwe bloemen, lelies, je moet de meeldraden eruit knippen anders kunnen ze ontzettend gaan stinken.’ Ze knikt erbij naar de bloemen op tafel.
‘Waarom heb je toch weer bloemen gehaald?’ vraagt Sanne.
‘Gezellig toch, fleurt alles meteen weer op. En morgen komen Kaatje en Jonah, nou dan mag er wel wat feestelijks op tafel.’
‘Bloementeelt is ontzettend slecht voor het milieu, mam, dat weet je toch,’ zegt Sanne ‘we hebben het hier vorige week nog over gehad. Er worden allemaal pesticiden gebruikt, en er wordt of energie verspild in kassen, of het wordt ingevlogen.’
‘Sanne, moet dat nou?’
‘Ja mam, dat moet, ik kan toch niet mijn werk doen. Anders hebben ze gewoon gelijk.’
‘Wie hebben er gelijk?’ vraagt haar moeder.
‘Al die mensen die zeuren dat ik en iedereen die zich inzet voor duurzaamheid ontzettend hypocriet is. Dat we alles verbieden maar zelf niks inleveren.’
‘Maar het zijn toch mijn bloemen?’
‘Ik woon in dit huis, je bent mijn moeder, als ik jou al niet eens kan overtuigen.’ Sanne zucht.
‘Ach meis, je maakt je veel te druk.’ Ze houdt Sanne opnieuw de koektrommel voor. ‘Het leven moet ook nog wel een beetje leuk blijven.’

Sanne pakt geen koek en staat op. ‘Ik ga nog even bezig,’ ze loopt de trap op en doet zachtjes de deur van haar werkkamer achter zich dicht, om associaties met een boos weglopende puber te vermijden.
Op haar werkkamer zitten nog plakbandjes op de muur van de posters die Kaatje ooit had opgehangen, eerst ponyposters, toen filmposters en daarna platen van de voetbalclub. Sanne kijkt opnieuw op Buurtpraat. Er is op de post van Edwin Jansen gereageerd met duimpjes, en een huilend gezichtje waarvan ze niet weet of dat over de post gaat of over het slopen van de school. ‘Nou,’ zucht Sanne, ‘ze zijn in ieder geval betrokken.’
Boersma reageert op het bericht van Edwin met een uitnodiging voor de inloopmiddag, ze tagt Edwin erin. ‘@Edwin ik hoor graag jouw ideeën voor de Ossewei, zie ik je vrijdag?’

Klimaatkansen 5: Een kuiltje voor de jus

Het is kwart voor vijf. Paul draait het gas uit en wikkelt de pan waar de aardappelen in zitten in een deken. Met deken en al stopt hij het in de oven. De oven staat uit, maar zo kan het rustig gaar worden. Op internet heeft hij gelezen over hooikisten waar aardappelen in 30 minuten gaar stoven, voor de zekerheid trekt hij er 45 minuten voor uit.
Paul gaat weer in zijn stoel zitten, de lelijke stoel die hij niet in huis wilde hebben, een stoel voor oude knarren noemt hij het, maar toen hij eenmaal ging zitten en voelde dat in ieder geval een paar spieren in zijn rug zich een beetje ontspande, was hij verkocht. Er zit een pijnlijke plek tussen zijn schouders en boven zijn broekrand.
Op de salontafel staat het bakje waarin hij de aardappelschillen heeft opgevangen. De radio staat nog aan. Na ieder nieuwsbulletin moest hij een aardappel schillen, tussen de bulletins in kon hij dan weer achterover in de stoel zitten. Op de radio wordt een nieuwe commissie in de tweede kamer aangekondigd, die moet onderzoeken welke stappen er nodig zijn voor een cultuurverandering. Tijdens een lied van Acda en de Munnik doezelt Paul even weg, de zon staat op zijn stoel en de cafeïne is inmiddels uitgewerkt. Pas als Moniek de voordeur opendoet, wordt hij wakker. Hij hoort haar haar jas ophangen en staat op uit de stoel. Snel haalt hij het bakje met aardappelschillen weg. In de keuken zet hij het koekenpannetje op het vuur met een klontje boter. Moniek komt aangelopen en aait hem over zijn schouder. ‘Ruikt lekker,’ zegt ze, ‘kan ik je nog ergens meehelpen?’
‘Nee hoor schat, alles onder controle.’
Moniek gaat aan het kleine tafeltje in de keuken zitten. Paul staat met zijn rug naar haar toe en duwt met een houten spatel het klontje boter de pan rond. De twee gehaktballen staan al sinds twee uur op het aanrecht te ontdooien. Ze zijn nog over van de verjaardag van Moniek, die toen een flinke pan vol had gebraden zodat wie wilde mee kon blijven eten. Terwijl de boter langzaam bruin wordt, haalt Paul de met deken omwikkelde pan uit de oven. Hij prikt in een aardappel die zo van zijn vork af valt. Als de aardappels afgegoten zijn, gaan de gehaktballen in de pan met een beetje water om jus te maken.
Paul stampt de aardappelen fijn, het aanrecht is te hoog waardoor hij zijn arm in een oncomfortabele hoek moet draaien. Vanaf zijn schouder trekt het door naar de pijnlijke plek in zijn rug, hij probeert het te negeren, maar zucht toch een beetje.
‘Kom, laat mij maar even,’ zegt Moniek, ze neemt de stamper over en stampt snel de aardappels tot puree. Uit de koelkast haalt ze de zak andijvie, ze ruikt er even aan. ‘Zonde toch, dat ze dat weg zouden gooien, is nog prima te doen,’ zegt ze. Moniek stampt de andijvie door de aardappelpuree, Paul draait de gehaktballen om, ze sissen in het vet.
Moniek schept de stamppot op de borden en prikt met een vork de gehaktballen uit de pan, ze schenkt de jus in het midden van de stamppot. Met een bord in elke hand loopt ze de keuken uit. Paul pakt bestek uit de la en loopt achter haar aan.

Klimaatkansen 6: We helpen elkaar

‘Hoe is het met Angela?’ vraagt Paul, hij wiebelt een heel klein beetje op de stoel door eerst zijn ene bil en dan zijn andere bil aan te spannen, daardoor wiegen zijn heupen en wordt zijn onderrug een beetje gemasseerd.
‘Ja dat was gezellig, ik heb een beetje geholpen met dingetjes.’ Met zijn vork drukt Paul de gehaktbal plat, het vlees veert eerst een beetje mee voor het uit elkaar valt, Paul prakt nog even door en mengt het dan door de andijviestamppot.  
‘Bram komt misschien weer thuis,’ zegt Moniek.
‘Gezellig voor haar.’
‘Voor Angela bedoel je?’ zegt Moniek.
‘Hmm, hmm.’ Paul neemt nog een grote hap van zijn stamppot.
‘Hij kan geen huis vinden.’
‘Heeft hij nou al werk dan?’
‘Bij die schilder, toch?’ zegt Moniek, ‘daar had jij nog naar gebeld.’
‘Ik wist niet dat dat wat geworden was.’
‘Nou daar werkt ie dus.’
Moniek heeft haar gehaktbal nog intact op haar bord liggen ze heeft de jus een beetje gemengd door de stamppot. Ze eet vanaf de randjes, waar het koelst is. Toch blaast ze eerst even op elke hap. Ze kauwt met de linkerkant van haar mond, aan de rechterkant doet het warme eten haar pijn.
‘Angela had trouwens nog aardappelen en rijst meegegeven.’
‘En dan neem jij dat aan?’
‘Zij had het over, en in de aanbieding gekocht. En ik heb haar geholpen met de ramen lappen.’
Paul schudt zijn hoofd, hij steunt op zijn elleboog terwijl hij de stamppot eet. Met de zijkant van zijn vork schraapt hij over zijn bord tot alle restjes puree opgeveegd zijn.
‘Je zou dat niet moeten aannemen,’ zegt hij.
‘Ach, Angela weet hoe het zit, we helpen elkaar.’ Moniek neemt nog een hap, haar bord is nog half vol. Ze snijdt de gehaktbal in plakjes, er komt stoom vanaf. Ze prikt een plakje aan haar vork en schuift dan een hap stamppot erop, met haar mes boetseert ze het tot een nette hap.
Paul schuift zijn stoel een beetje naar achteren en strekt zijn benen.
‘Misschien kan ik Angela ook helpen, met de tuin ofzo,’ zegt hij.
‘Ja, pff, met jouw rug zeker. Dat gaat toch niet, dan kun je daarna weer weken op bed liggen,’ zegt Moniek, ‘het is allemaal goed, Angela vindt het oké, we hebben haar vroeger ook altijd geholpen met Bram, nou ja en nu helpt ze ons.’ Ze kijkt Paul even aan, ‘het is echt goed.’
‘Wil jij nog een stukje?’ vraagt ze, en houdt hem haar vork met een stukje vlees eraan geprikt voor.
‘Neem jij nou maar lekker, jij bent druk geweest. Hoe was het trouwens bij de Ossewei?’
‘Ja nou, heb je het gezien? Ik moest wel even slikken hoor, zo’n grote grijpmachine en ineens is het gebouw weg. Ik heb nog wel met de wethouder gepraat, die Boersma. Gezegd dat we weer een school willen. Of nieuwe huizen, voor Bram bijvoorbeeld.’
‘Meer buren is niet altijd beter. Voor je het weet is de hele buurt vol van die millennials.’

Na de afwas kijken Moniek en Paul televisie, Moniek ligt languit op de bank met een dekentje over haar heen. Paul zit in zijn stoel met zijn laptop op schoot, op Buurtpraat ziet hij de uitnodiging van Boersma.

Klimaatkansen 7: (Moord!)

De ochtendzon komt tussen de bomen door en schijnt precies op de lage vensterbank waar Yvette een kopje koffie drinkt. Ze heeft haar lange, dunne vingers om het kopje gevouwen, over haar blouse heen heeft ze een omslagdoek. Haar achtertuin bestaat uit een smalle strook tegels langs de gevel en daarna wildernis. Ze heeft nooit groene vingers gehad, maar na de brandnetels kwamen vanzelf wilgjes, een vlinderstruik en esdoorns, en wat aanwaaide mocht blijven. Ook de vogels die zich in de struiken nestelden en alle torretjes en wormpjes, en de egel die knorrende geluidjes maakt tijdens het lopen, alles wat zich in haar tuin thuis voelde mocht er blijven.
Ze hoort geritsel en gepiep, ze gaat op haar hurken zitten en tuurt tussen de bladeren in. Een grote rode kat komt de struiken uit, met een meesje in zijn bek, de kat draait zijn kop naar Yvette en klautert dan over de schutting. Zijn achterpoten zijn nog net te zien als Yvette ‘Kssst’ roept, en er wild bij gebaart zodat de koffie over de randen van het kopje golft. Yvette hoort de kat miauwen voor de achterdeur van de buren. Ze zet haar koffie weg, het kopje komt hard op de tafel en laat het metaal trillen. Ze pakt haar telefoon. Op Buurtpraat schrijft ze:

‘Goedemorgen lieve buurtjes,
ik ben gek op dieren. Ik ben dol op alle dieren groot en klein en probeer mijn tuin dan ook zo in te richten dat zo veel mogelijk dieren zich er thuis voelen. Een biodiversiteitshaven, een eiland in ons stadse landschap.
Als ik door de buurt loop zie ik dat veel van jullie ook van dieren houden. Honden en katten, en welke huisdieren jullie nog meer hebben kan ik natuurlijk niet weten. Maar nu zat ik net rustig mijn kopje koffie te drinken en wordt er door een kat een meesje gegrepen, in mijn tuin. De kat (rood, witte buik en witte pootjes), klauterde over de schutting met zijn prooi in zijn bek. Ik moet zeggen dat dit mij enorm verdrietig maakt, ik doe zo mijn best om een veilige haven te maken voor de dieren in de tuin en om dan te zien hoe ze gewoon gedood worden. Dat raakt me.
Ik zou graag met jullie in gesprek gaan, hoe we onze buurt veiliger kunnen maken voor de natuur, en hoe we dit soort gebeurtenissen (moord!) kunnen voorkomen.
Groet Yvette.’

Ze hoort een deur opengaan.
‘Dankjewel Victoria, wat heb je iets moois meegebracht,’ klinkt het aan de andere kant van de schutting op een hoge toon alsof er tegen een baby wordt gepraat. En daarna lager. ‘Victoria heeft weer een vogeltje gevangen, dat is al de vierde, ze zal wel een nestje gevonden hebben.’
Achter in de tuin zit een mezennest, maar Yvette gaat expres nooit van het terras af, om het allemaal niet te veel te verstoren. Het hele jaar door legt ze kruimeltjes en restjes appel op de tuintafel. De afgelopen week wordt er af en aan gevlogen.
Bij de vorige biodiversiteitstelling bleek haar tuin met kop en schouders boven de rest van het gebied uit te steken, 54 soorten gespot. Ze was zelfs gebeld om te vragen of ze de getallen wel goed had ingevuld. Dat had weer geleid tot een afspraak met Raoul die met eigen ogen kwam zien wat ze deed voor de dieren. En daarmee bedoelde ze echt niet alleen zoogdieren. Hij had een vuilboom meegebracht, een boompje wat bijna het hele jaar eten voor dieren geeft met bloemen of vruchten. Ze stuurt hem ook een berichtje.
‘Vanochtend weer een kat in de tuin, heeft een van de meesjes gegrepen. Hoe ga jij daar mee om?’ vraagt ze hem.

Klimaatkansen 8: Op de bank

‘Hai jongen, hoe gaat ie, alles goed?’ Angela zet de tas met boodschappen op tafel, er rolt een rode kool uit die tegen de tegels komt te liggen. ‘Kutkool.’
‘Nee er is niks,’ zegt ze. Ze zet de telefoon op luidspreker en pakt de kool die ze in de koelkast legt. In het kastje boven de gootsteen zet ze de blikjes tomatenpuree en het pakje bechamelsaus, ondertussen praat Bram door.
‘Ik moet er volgende week maandag uit en het “bezemschoon” achterlaten, o, en de muren moeten gewit. Het wordt gesloopt, wat maakt de kleur van de muren dan uit.’
‘Je kunt vast wel wat spullen lenen bij je werk.’
‘Het gaat erom dat het onzin is, gewoon een manier om ons te naaien. Ik wed dat het ook nog lang niet gesloopt wordt, ze willen ons gewoon weg hebben,’ zegt Bram.
‘Hebben de anderen al wel wat gevonden?’
‘Ik zou eerst samen met Maik, maar hij heeft nu toch een studio die te klein is voor ons allebei.’
‘En Patrick?’
‘Die gaat bij Chantal wonen, hij zei nog dat het nu wel handig zou zijn als ik een vriendin zou hebben.’
‘Ja als je alles van tevoren weet.’ Angela vult een glas water, ze drinkt het in één keer leeg, haar hoofd ver achterovergebogen.
‘Je kunt natuurlijk altijd hier komen.’
‘En dan op de bank slapen?’
Angela tilt een zak aardappelen in het onderste keukenkastje, met haar voet duwt ze de deur dicht.
‘Het is gewoon voor tijdelijk, heb je in ieder geval iets. Vraag ik aan Moniek en Paul of daar wat van je spullen kunnen staan en kom je gewoon weer hier.’
‘En dan zeker hun bellen als ik een andere trui aan wil.’
‘Of we zetten je spullen in de schuur,’ probeert Angela.
‘Ja tuurlijk, met extra schimmel. Wil je nog één keer vragen of iemand iets weet? Maik heeft het ook via-via geregeld.’
‘Tuurlijk joh, ik vraag het gewoon nog een keer. Maar je kunt hier sowieso terecht. Ik kan ook op de bank.’
Het duurt even voor Bram antwoordt. ‘Mam ik kan jou niet op de bank laten slapen. Ik moet nu gaan, de muren witten.’
‘Succes, tot snel, ik hou van je.’
‘Ik ook van jou mam, doei.’ Hij rekt het woord doei uit tot twee lettergrepen, de eerst hoog de tweede lager.

Angela loopt naar haar slaapkamer. In de gang zet ze de schoenen netjes in het schoenenrek. Boven hoort ze Tommie en Lieke over het parket rennen. Sinds ze oppast, weet ze precies welk speelgoed bij welke geluiden hoort. Het raspende schuiven is een plastic boodschappentrolley, die ook ingezet wordt als dinosauruskooi. Het ritmisch bonken is een van de twee stuiterballen, allebei doorzichtig met blauwe glitters, op de ene een T op de andere een L geschreven. Ze doet haar kledingkast open, de planken liggen helemaal vol. Ze gooit alle kleding op haar bed en kijkt naar de lege kast. Zittend op haar bed sorteert ze de kleding, bij de deur maakt ze een hoop met spullen die in de zak kunnen. Ze vouwt alle kleding netjes op en legt het op de planken, een plank blijft leeg.

Klimaatkansen 9: Natte wang

Angela draait haar hoofd en legt haar wang op een natte plek op het kussen, het is koud aan haar gezicht. Ze veegt de pluk haar weg die aan haar wang kleeft. Ze trekt haar dekbed op, legt een hoekpunt ervan op de natte plek op het kussen en gaat weer liggen. Ze strekt een been buiten de bank, haar heup voelt dof. Nu ze een beetje wakker is, voelt ze een kramp in haar nek. De bovenburen zijn nog niet wakker en zelfs Toby, die rechts van haar woont, heeft zijn televisie nog uit staan. Ze pakt haar telefoon van de salontafel. Het is half zes. Met haar deken om zich heen geslagen gaat ze rechtop zitten, ze kijkt op haar telefoon. Bram heeft haar nog geappt, dat ze zich geen zorgen hoeft te maken. Ze zet een wekker voor vanmiddag, zodat ze onthoudt een advertentie voor hem op Buurtpraat te zetten.
Haar deken houdt ze om zich heen geslagen als ze naar haar slaapkamer loopt. De kamer is schemerig van het licht van de lantaarnpaal. het onderlaken ligt nog mooi strak hoe ze het gisteren heeft opgemaakt, ze wilde het bed schoonhouden voor Bram. Ze zou een klein kastje in de woonkamer moeten zetten, waar ze wat kleding en ondergoed in kan bewaren, voor wanneer Bram komt. Dan kan ze niet meer ’s ochtends zijn kamer in sluipen. Als hij liever in de woonkamer slaapt, zou ze een televisietje op haar kamer kunnen zetten.
Van de nette stapels kleding pakte ze een broek en een trui. De hoge stapel truien valt om en er vallen er twee op de grond, ze laat ze liggen. Als ze het deken van zich af laat glijden, doet ze zo snel mogelijk de broek aan, haar nachthemd uit en de trui aan. De haartjes op haar polsen staan overeind. Ze trekt haar schoenen en haar jas aan en zonder haar haren te fatsoeneren stapt ze naar buiten.

Aan de overkant van de straat staan eengezinswoningen met bij elke voordeur dezelfde buitenlamp, die dezelfde okergele voordeur verlicht. Aan haar kant zijn de woningen gesplitst, in een boven- en benedenwoning. Ze loopt aan haar eigen kant, langs steeds dezelfde volgorde: raam, voordeur voor de begane grond, voordeur voor de bovenverdieping. Achter elk raam is dezelfde kleine slaapkamer. Meneer de Groot groet overdag de mensen vanuit zijn bed, in de zomer heeft hij zijn raam open en kan ze hem horen snurken tijdens zijn middagdutje.
In het licht van de straatlantaarns ziet ze stukjes van de krijttekeningen op de stoep: hartjes en fantasiewezens, of minder goed gelukte dieren. Aan het einde van de straat gaat ze naar links, het paadje tussen de achtertuinen in waar ze door de hekjes moet die fietsers tegen houden. Rechtdoor over het pad langs het speeltuintje met een wipkip en twee schommels. Dan nog iets verder door tot ze bij de Ossewei is. Het ruikt naar het poeder uit de muur wanneer er net een gat is geboord. Op alle auto’s ligt een laagje stof. Ze staat op de stoep en tuurt het donker in, voor het eerst kan ze nu de lantaarnpalen aan de andere kant van het terrein zien, het duurt even voor ze in de gaten heeft dat ze zo de straat van Moniek en Paul in kan kijken.

Klimaatkansen 10: Het begon met de kinderboerderij

De badkamervloer is koud aan Pauls blote voeten, hij zit op het toilet, zijn pyjamabroek aan, hij voelt de rand van de wc-bril erdoorheen in zijn billen drukken. Het licht in de badkamer is uit, het is er grijs, schemerig van het eerste ochtendlicht. Hij kromt zijn tenen onder zijn voet zodat alleen zijn hakken en de topjes van zijn tenen de grond raken. Als hij zijn voeten nog een beetje draait wordt het contact geminimaliseerd tot alleen zijn hak en grote teen. Hij houdt zijn telefoon in zijn hand, er zijn veel reacties op zijn post gekomen. Voor het grootste deel zijn ze het met hem eens, alleen Yvette van twee straten verder roept op om het allemaal gezellig te houden.
Boersma daagt hem uit en hoe langer hij niet reageert hoe langer het lijkt alsof ze gewonnen heeft. Ze zal al wel een mooie PowerPoint presentatie hebben gemaakt, of misschien is de inspraakmiddag in de vorm van een workshop en laten ze alle aanwezigen post-its met ideeën opplakken. En al die post-its bevatten ideeën die heel waardevol zijn en zeker meegenomen worden, en ook op kritische vragen wordt er sussend gereageerd, dat dat juist is waarom ze dit organiseren, zonder kritiek geen vooruitgang.
Hij drukt op het knopje beantwoorden en typt:
‘Hmm, vrijdag, een gewone doordeweekse dag, dan moet het gewone volk aan het werk, die hebben geen tijd voor “inspraak”-middagen.’

Het was begonnen toen hij bezwaar had aangetekend, hij en nog een groepje anderen, tegen de komst van een centrum voor meervoudig gehandicapten op de plek van de kinderboerderij. In de inspraakavond bij de gemeenteraad hadden de raadsleden net zolang doorgevraagd en zijn woorden verdraaid tot hij uiteindelijk uitgemaakt werd voor handicap-hater. En ineens waren de anderen verdwenen. Ze hadden hem gekozen, hij zou het woord voeren omdat hij zijn hoofd koel hield, maar daardoor ving hij ook alle klappen, zelfs op het werk van Moniek waren ze erover begonnen. Terwijl het hem er eigenlijk om ging dat ze zonder de kinderboerderij weer een voorziening voor de kinderen zouden moeten missen. Het zou de wijk niets opleveren, alleen maar zorgen voor meer parkeerdruk.
Toen een paar jaar later de basisschool ging sluiten had hij zich weken lopen opvreten. ‘Laat het nou toch,’ had Moniek gezegd, ‘iemand anders mag nu zijn nek uitsteken.’
Juist rond die tijd werd Buurtpraat populair en nadat hij eerst een paar weken had meegelezen onder zijn eigen naam besloot hij het account van Edwin aan te maken. Hij had er niks over tegen Moniek gezegd, die vond dat hij zich vooral niet zo druk moest maken. En toen hij kort daarna zijn rug brak, omdat hij van een ladder viel, wilde ze vooral rust, alleen maar rust voor hem.

Hij drukt op verzenden en klikt dan op de naam van Boersma, ze is er pas een paar maanden, maar ze heeft al een hele reeks berichten geplaatst, telkens hetzelfde liedje, met slogans die voor elk nieuwe project gerecycled kunnen worden:
Een betere buurt, een betere toekomst.
Alle kansen pakken.
2030: Wij kunnen niet wachten.
Tussen haar eigen berichten plaatst ze linkjes naar rapporten over de stad en wat daar allemaal misgaat of mis zal gaan.

Klimaatkansen 11: Er zijn hier vaker mensen met grote plannen geweest

De krant ligt opengevouwen op de ontbijttafel, er staat een foto van haar waarbij ze haar ogen dichtgeknepen heeft. Achter haar zijn de stofwolken van de sloop te zien.  Ze kijkt als een slechterik in een tekenfilm. ‘Ik moet het nog zien gebeuren’ is de kop, met als ondertitel: Buurtbewoners van wijk Ossewei zijn sceptisch over de ambities van wethouder Boersma. Sanne loopt naar de keuken en schenkt de het laatste kopje koffie uit de thermoskan. Ze staat ruim een uur na haar ouders op, die van de dag willen genieten, maar vaak toch ook een middagdutje doen. Misschien om de lange zaterdag netjes in twee delen te verdelen.
Ze haalt een keer diep adem boven haar koffie, de damp is aangenaam warm in haar neus. Ze gaat zitten en trekt de krant naar zich toe.

“Afgelopen week werd voormalig basisschool Ossewei in de gelijknamige wijk gesloopt onder grote belangstelling van de buurt. De sloop is een initiatief van wethouder Sanne Boersma, die het terrein wil inzetten voor de toekomst van de wijk. Wethouder Boersma van Klimaat, stedelijke ontwikkeling en duurzaamheid is pas sinds vorig jaar terugverhuisd naar onze gemeente na het onverwacht grote succes van de Groenen. Naast haar eigen portefeuille (Klimaat, Stedelijke ontwikkeling en Duurzaamheid) is ze wijkwethouder van Ossewei.
‘Ik moet het nog zien gebeuren,’ zegt Jop Drossen, ‘al jaren zeggen ze dat, en het blijft bij praatjes.’ Basisschool de Ossewei staat al sinds 2012 leeg nadat het pand in zo’n slechte staat bleek te verkeren dat het niet langer verantwoord was het nog te gebruiken. Eerdere petities van de buurt om de school op te knappen en te heropenen hebben niets opgeleverd.
‘De kinderen gingen er allemaal heen, ja en dan aan het einde van de middag moest je ze ophalen omdat ze na schooltijd nog een balletje bleven trappen op het plein. Dan raakte je altijd wel aan de praat, we hadden ook de jaarlijkse buurtbarbecue op het schoolplein, nog steeds trouwens,’ aldus Angela Petersen, ‘ik heb dat ook tegen Boersma gezegd dat het weer een school moet worden.’”

Sanne herinnert zich de vrouw met het korte donkere haar wat alle kanten op stond zodat ze een beetje op een uilskuiken leek, hoewel dat ook kon komen door de bril die ze droeg. Ze zou dit eigenlijk niet op een zaterdagochtend moeten lezen, maar terwijl ze naar buiten probeert te kijken, naar de merel die op het perfect groene gazon rond hopst, dwalen haar ogen toch weer naar de krant.

“‘Niks tegen Boersma, ze bedoelt het vast goed,’ zegt Jop Drossen, ‘er zijn hier vaker mensen met grote plannen geweest.’ De meeste aanwezigen lijken Jops gevoel te delen, hoewel ze niet met hun naam in de krant willen.
Over die grote plannen spreekt wethouder Boersma zich nog niet uit, aankomende vrijdag is er een inloopmiddag waar buurtbewoners kunnen meedenken. Op de app Buurtpraat wordt er negatief gereageerd op de actie van Boersma. De wethouder nodigt critici uit toch vooral naar de inloopmiddag te komen, zodat er samen over de toekomst van Ossewei beslist kan worden.”

Het artikel is niet eens negatief, er staat niks over haar persoon, er wordt niet aan haar motieven getwijfeld, de inloopmiddag wordt nog een keer genoemd, en toch voelt ze zelfs door het papier het wantrouwen. Ze pakt haar telefoon en mailt Naomi met de vraag of ze de inloopmiddag kunnen verplaatsen van het gemeentehuis naar de wijk. Desnoods gaat ze onder een partytent op het sloopterrein staan.

Klimaatkansen 12: Ossewei in

Sannes moeder loopt de keuken in met een tas vol vers brood van de bakker, ze stopt het meteen in de vriezer.
‘Je zit toch niet weer te werken?’ vraagt ze.
‘Nee,’ zegt Sanne, ‘gewoon even een mail. Anders blijf ik er de hele tijd aan denken, dus dan kan ik het beter gewoon gestuurd hebben.’
‘Hè kind, je maakt jezelf helemaal gek met dat werk.’
‘Jij legt toch die krant zo op tafel.’
‘Ik vond het een hartstikke leuk artikel.’
‘Heb je het gelezen?’
‘Nou, ik vond het leuk dat je in de krant stond, ik dacht als opsteker. Opa zei altijd, voor goed nieuws moet je niet bij de brievenbus gaan zitten wachten, goed nieuws moet je zelf maken. En dat doe jij toch?’
‘Als je het had gelezen zou je zien dat die mensen daar me niet vertrouwen.’
‘Ze vertrouwen het systeem niet.’
‘En ik ben toch onderdeel van het systeem.’
‘Ja, nou ik bedoel, het is niet persoonlijk, sommige mensen willen gewoon niks, al heb je het beste idee, die zijn altijd overal tegen.’
‘En hoe helpt dat me nu?’
‘Accepteren wat je niet kan veranderen. Je moet zelf goed nieuws maken, het is weekend, de zon schijnt, ga iets doen. Lekker naar buiten.’

Sanne zit op de fiets, met dat gezeur van haar moeder is het inderdaad beter om lekker naar buiten te gaan. Ze fietst de gemakkelijkste weg, de heuvel af, de wijk uit en langs het centrum waar het te druk is. Zo rolt ze zonder veel moeite Ossewei in, en vandaar naar het terrein van de basisschool. Nu alle stofwolken zijn opgetrokken kan ze ineens vanaf hier naar de straten aan de overkant van het terrein kijken. Er staat een hek om het terrein om te voorkomen dat mensen het terrein betreden, meer voor hun eigen veiligheid dan dat ze er nog iets kapot kunnen maken. Als ze nu hier herkend wordt zal die Edwin daar wel weer iets over te zeggen hebben, iets zoals dat ze is afgedaald uit haar hoge wijk om te glunderen over het lege terrein. In haar hoofd is ze druk met hem in discussie zodat ze bijna tegen een paaltje aanrijdt. Ze zet haar fiets bij de Coop naast het schoolplein en loopt ze een zijstraat in.
In iedere voortuin staat een bankje van beton, geschilderd in hetzelfde oranjebruin als de kozijnen. Een kleur die overduidelijk maakt, dat al deze woningen van de woningbouwvereniging zijn, omdat het onwaarschijnlijk is dat alle mensen deze kleur zelf gekozen hebben. De voortuintjes zijn grotendeels betegeld, soms met beelden van ganzen of engeltjes, het enige groen komt van de rolcontainers.
Ze dwaalt straat na straat door, de meeste straten komen uit op het pleintje waar de Ossewei stond, aan de achterkant van de Coop zit een snackbar. Er staat een enorme puntzak frietjes met een gezichtje en armpjes, de verf bladdert van de mayonaise af. Sanne gaat naar binnen.

‘Wethouder Boersma, nou dat is toevallig zeg,’ zegt Angela. Ze zit aan een van de metalen tafeltjes samen met Moniek. Ze hebben allebei een portie friet voor zich staan.
‘Hallo, goedemiddag,’ zegt Boersma, ‘Angela toch?’
Angela schuift de derde stoel aan haar tafeltje iets bij de tafel vandaan.
‘Ook friet voor jou? Die is hartstikke goed hier,’ zegt Angela, ze klopt erbij op de lege stoel.

Klimaatkansen 13: Een patatje met gezelschap

Voor Boersma kan antwoorden roept Angela. ‘Een frietje voor de wethouder, Johan.’ Achter de toonbank verschijnt Johan, die een gezicht heeft als dat van een tuinkabouter, met een volle baard en rode wangen. Door de vorm van zijn snor lijkt hij steeds te lachen, hij knikt naar Angela en verdwijnt dan weer achter een muurtje.
‘Kom zitten,’ zegt Angela.
Boersma kijkt even naar de toonbank. ‘Ik ga zo weer door.’
‘Tuurlijk,’ zegt Angela, ‘altijd druk. Maar als je toch op je friet moet wachten, kun je net zo goed even gaan zitten.’
‘We hebben plek genoeg,’ zegt Moniek.
Boersma legt een hand op de rugleuning van de stoel die ze voor haar uitgeschoven hebben.
‘Je kwam er net vast wel langs toch? Het is nu helemaal een gapend gat,’ zegt Moniek.
‘Waar de Ossewei stond? Ja daar moet nog een hoop gebeuren,’ antwoordt Boersma.
‘Hoe lang gaat het duren denk je?’ vraagt Moniek.
‘Dat hangt van heel veel verschillende factoren af. Kijk er moet eerst een plan komen, dan vergunningen, dan moet er nog een uitvoeringsplan komen. Tja en dan ligt het er nog aan wat de invulling wordt. Het een is makkelijk te regelen dan het andere.’
‘Dus je weet het niet,’ zegt Moniek, ze schudt haar hoofd erbij.
‘Hè laat toch, het is ook haar weekend,’ zegt Angela.
‘Ik probeer het proces zo soepel mogelijk te laten verlopen,’ zegt Boersma.
‘Tuurlijk, je moet opties bekijken, je weet het hè, ik stem voor een school,’ zet Angela.
‘Of huizen, jij zit met Bram, en zij zit ook bij haar ouders,’ zegt Moniek.
‘Mijn zoon, Bram, kan geen woning vinden,’ zegt Angela.
‘Ik ken het probleem,’ zegt Boersma.

Johan komt met een klein plastic dienblad met daarop een portie friet op een groot wit bord, zijn grote duim steekt over de rand van het bord de frieten in. Hij loopt langs Boersma en zet de friet op het tafeltje. Boersma kijkt naar het bord, ze had een puntzak verwacht, waarmee ze zo naar buiten had kunnen lopen.
‘Dankuwel,’ zegt ze snel. Ze lacht haar fotoglimlach naar hem en gaat dan toch op de stoel zitten. Er ligt geen vorkje bij het bord.
‘Ik denk erover om de inspraakavond niet in het gemeentehuis, maar ergens hier te organiseren,’ zegt Boersma.
‘Zoiets kon alleen in de Ossewei, er zijn hier geen buurthuizen of vergaderzalen,’ zegt Moniek, ze draait zich naar Angela ‘Over Bram, misschien kan hij bij ons.’

Boersma eet snel een frietje en veegt er zoveel mayonaise op dat het doorbuigt op weg naar haar mond. Ze dept haar mondhoek.

‘En dan zitten jullie met hem in huis,’ zegt Angela.
‘Das nog altijd beter dan geen huis of op jouw bank moet.
‘En Paul dan?’
‘Die zit dan ook niet meer steeds alleen.’

Boersma probeert haar frietjes snel te eten en toch steeds haar mond leeg te hebben, mochten ze haar nog iets vragen. Het gaat in één ritme door, ze mist alleen een groot glas water om alles door te spoelen, langzaam wordt de zetmeelbal in haar mond steeds groter.

‘Mijn man heeft zijn rug een paar jaar geleden gebroken en dat komt niet meer goed,’ zegt Moniek terwijl ze zich even naar Boersma draait. ‘Vraag het Bram gewoon,’ gaat Moniek verder, ‘misschien vindt ie het wel wat. Kan ie meteen mee naar haar inspraakavond.’ Telkens als Moniek het over Boersma heeft, knikt ze even in haar richting.

Aflevering 14: Niet katvrij, maar kat-onvriendelijk

Raoul zet het boodschappenkrat met lavendel op het opstapje en belt aan.
‘Hee, hoi,’ zegt Yvette. ‘Kom binnen.’
Raoul stapt met het krat naar binnen, terwijl Yvette voor hem uit loopt, duwt hij met zijn heup de voordeur weer dicht. Hij volgt het geurspoor van Yvettes parfum door de woonkamer, naar de keuken en door de achterdeur de tuin in.
‘Zullen we meteen beginnen,’ zegt Yvette, ‘dan drinken we straks een kopje koffie.’
Raoul knikt en zet het krat op de smalle tegelstrook. ‘Je tuin helemaal katvrij maken gaat natuurlijk niet, want dan komen ook alle andere beesten er niet meer,’ zegt hij.
‘Precies precies, niet katvrij, maar kat-onvriendelijk, zeg maar,’ zegt Yvette.
Raoul doet zijn tuinhandschoenen aan die tussen de lavendelplantjes lagen. ‘Omdat lavendel zo sterk ruikt, vinden ze dat niet prettig,’ zegt hij.
Yvette pakt haar handschoenen, er zit nog een etiket van de winkel opgeplakt. Ze pulkt het eraf terwijl ze tegen de vensterbank aanleunt. ‘Hier gebeurde het dus,’ zegt Yvette, ‘ik zat, zeg maar hier zo, gewoon te zitten en te kijken, en toen zag ik het. En nou ja, je weet hoe ik ben. Dat raakt me, dat grijpt me enorm aan.’ Raoul klopt op haar schouder, zijn tuinhandschoenen laten kruimeltjes aarde achter op Yvettes bodywarmer.
‘Maar we moeten er niet te veel over praten,’ zegt ze op gedempte toon, ‘het beest kwam van…’ Ze beweegt haar hoofd in de richting van de schutting. ‘Gedaan is gedaan, maar ik wil niet dat het hier een lopend buffet is voor alle buurkatten.’
‘Ja, als ze eenmaal een nestje vinden dan halen ze het leeg.’
‘Je weet dat ik een berichtje had geplaatst toch,’ Yvette buigt zich naar Raoul toe, ‘op Buurtpraat, helemaal niet beschuldigend, geen namen genoemd, maar dan schrijven ze dat het de natuur is. Of dat ik een kattenhater ben.’
‘Mensen willen het soms ook niet weten.’
‘Enfin, ik dacht dus, dat nooit meer, en nou ja ik vind het heel fijn dat je helpt.’
‘Zeker, daar zijn we voor om ook advies te geven,’ zegt Raoul.

Hij zet twee stappen, als een dier wat snuffelend opzoek is naar wat te eten zweeft elke voet even boven de grond voor hij ze neerzet. ‘Ik snap de beestjes wel hoor, prachtige verstopplekjes,’ zegt Raoul.
‘En alles is aan komen waaien, dit is het eerste wat ik hier ga planten, of nee, ik heb ooit wat bloembollen in de grond gestopt,’ zegt Yvette, ‘Waar kan de lavendel het beste?’
‘Tussen de struiken is te veel schaduw.’ Raoul kijkt om zich heen. ‘Misschien is het beste gewoon om het hier bij je terras te zetten.’
‘En die kat dan?’ vraagt Yvette.
‘Deze lavendel is dan meer voor de bijen, maar ik zou als ik jou was in het bos wat takken van een braamstruik knippen. Als dat lekker gaat woekeren komt er echt geen kat doorheen.’
‘Ah ja, de stekels,’ zegt Yvette, ze staat netjes op de tegels, haar nieuwe tuinhandschoenen voelen stijf. ‘Hebben jullie geen braamstruiken?’ vraagt ze.
‘Nee, nee, wij focussen ook eigenlijk vooral op bijen, maar het is zo gedaan hoor, gewoon met de snoeischaar. En zo’n braam is onkruid dus dat wil wel.’
‘Ja, ja,’ zegt Yvette, ‘en tot die tijd dan?’
‘Dan toch met de plantenspuit,’ zegt Raoul.

Klimaatkansen 15: Als het stil blijft

‘Oké, goed. Maar hij gaat niet de hele dag op z’n luie reet zitten,’ zegt Paul. Hij knabbelt op een krakeling. Het is zondag en op zondag moeten de krakelingen op, ze hebben alleen in het weekend een koekje bij de koffie. Als zo’n pak dan open is, moet het ook in het weekend op, want ze blijven niet knapperig tot het volgende weekend.
‘Neehee, hij schildert toch. Hij heeft wel wat beters te doen dan rondom ons te hangen.’
‘Wat vindt hij er zelf van?’
‘Volgens mij heeft hij er niet zoveel van te vinden, hij moet zijn huis uit, hier is plek. Dan kies je toch eieren voor je geld,’ zegt Moniek. Ze pakt ook een krakeling, de schilfers vallen op haar shirt, ze veegt ze op haar hand en laat ze op de deksel van de koektrommel vallen.
‘Eet hij dan ook mee?’
‘Hij komt morgen wat spullen brengen, dan overleggen we dat ook meteen. Goed?’
‘Nou,’ zegt Paul, ‘dan moeten we maar eens aan de slag.’ Hij slaat zijn handen op zijn dijen en staat op van de luie stoel. Hij drukt zijn tanden op elkaar om geen geluid te maken.
‘Gaat het?’ vraagt Moniek.
‘Hmm, hmm,’ zegt Paul. Hij loopt voorzichtig naar de trap. Achter zich hoort hij Moniek opstaan. Als hij nu aan de trap begint, moet ze op hem wachten tot hij boven. Dus slaat hij af het toilet in. In het kleine hokje doet hij automatisch zijn broek naar beneden en staat daar dan maar een beetje, over twee weken is Moniek jarig. Het staat er in zijn handschrift omdat ze het gek vond haar eigen naam op de kalender te zetten. Hij hoort hoe Moniek door de gang loopt en de trap op gaat. De treden kraken. Hij doet zijn broek weer omhoog en wast dan zijn handen, al heeft hij alleen stilgestaan. Het voelt verkeerd om het niet te doen. Hij droogt zijn handen aan zijn broek, vorige week gleed zijn hand van de trapleuning af en viel hij met zijn knie op de rand van een trede. Hij hoort Moniek rommelen, het tikken van knoopjes tegen de metalen spijlen van het wasrek. Trede voor trede klimt hij de trap op. Er dwarrelt wit gruis in het spleetje tussen de muur en de traptreden. Hij ziet het niet.
‘Wil je die blaadjes nog bewaren, van Ferm enzo?’ roept Moniek van boven.
‘Maak maar een stapel, dan kijk ik ernaar.’
Paul houdt zich stevig vast met zijn rechterhand aan de leuning, met gekromde rug trekt hij zich verder op. Tot bij de een na laatste trede de leuning met steunen en al loskomt van de muur. De pluggen worden aan de schroeven meegetrokken. Paul wankelt even, grijpt zich steviger vast aan de losse leuning en valt dan achterover.

‘Paul!’ roept Moniek verschrikt. Ze luistert. Angela vertelde dat ze had geleerd bij Bram na de bonk luisterde. Pas als het dan stil blijft, is er echt iets aan de hand.

Klimaatkansen 16: Wat als ze dit of dat

Boersma tikt met haar pen tegen het toetsenbord. Het is maandagochtend, het is nog helemaal stil op de afdeling. Net kwam er iemand van de schoonmaak langs, ze schrokken van elkaar, hadden allebei niet verwacht dat er nu al iemand anders aanwezig zou zijn.
Ze trekt met de muis een kaartje over het scherm van de ene kant naar de andere kant van de dia. Gisteren heeft ze om half twaalf haar computer afgesloten, en nog steeds komt ze er niet uit. Ze heeft in bed liggen malen, eerst leek het een goed idee om een presentatie voor te bereiden, al was het maar om het gesprek op gang te brengen, maar wat als de mensen dan denken dat ze niet naar hen wil luisteren, dat de plannen toch al vast staan. Nu zit ze dus te klooien met een kaartje waarop de hittestress in de stad is aangegeven en het risico op wateroverlast, om te laten zien dat Ossewei daar problemen kan verwachten in de toekomst. Ze heeft er krantenkoppen bij gezocht, van hittegolven en die keer dat de drollen door de straat dreven omdat het ineens keihard regende. Ze probeert woorden als adaptatie en biodiversiteit te vermijden en praktische voorbeelden te bedenken. Hoewel mensen dat ook weer als betuttelend kunnen ervaren? Wat als er gevraagd wordt waarom er dan niet veel meer geld naar die problemen gaat, of wat als mensen het niet als een probleem ervaren? En dan zijn er nog genoeg mensen die te druk zijn met de dagelijkse dingen om zich bezig te houden met de toekomst. Ze denkt aan Angelique en haar zoon. Haar buik borrelt als ze ook aan de patat denkt, ze heeft niet ontbeten, de supermarkt was nog niet open en haar moeder vergeet steeds de yoghurt te halen die ze lekker vindt. Als ze vrijdag onder een partytent moet staan, kan ze sowieso geen presentatie geven. Ze bekijkt de weersvoorspelling, het lijkt droog te blijven. Naomi heeft nog niet op haar mail geantwoord. Ze had natuurlijk ook weekend.
Ze zet zich af van haar bureau en rijdt op haar stoel naar de andere hoek van het kantoor om de koffiekan mee te nemen. En zet zich dan tegen de archiefkast waar het koffiezetapparaat op staat af om naar haar eigen bureau te rijden. Juist als ze dat doet komt Naomi binnen.
‘Oh, hoi,’ zegt Boersma beschaamd.
‘Goedemorgen,’ zegt Naomi, ‘Lukt het?’
‘Ja hoor, voor koffie maak ik tijd.’ Boersma staat op uit haar stoel en duwt die terug naar haar bureau, daar gaat ze weer zitten. Ondertussen hangt Naomi haar jas aan de kapstok.
‘Vind je het goed als ik ook wat neem?’ vraagt Naomi, ze staat dicht naast Boersma en pakt de koffiekan uit haar handen, ze zet de kan weer in de houder op de archiefkast. Boersma kijkt beteuterd naar haar lege mok.
‘Had je mijn mail nog gezien?’ vraagt ze.

Klimaatkansen 17: Het belletje


‘Ik ga toch niet met zo’n belletje,’ zegt Paul.
‘Jawel, nu dus wel, anders zijn we straks nog verder van huis,’ zegt Moniek. Hun bed is met de lange zijde tegen de muur geschoven. In het tapijt staan nog duidelijk de putten waar de poten altijd hebben gestaan. Moniek heeft twee stoelen van de eettafel naar boven gebracht om extra nachtkastjes te maken.
‘En wat moet ik hiermee?’ vraagt Paul, terwijl hij naar de vergeelde bidon wijst die op een van de stoelen staat.
‘Om te drinken, anders mors je misschien.’
‘Ik kan toch wel….’
‘Ik heb hem goed omgespoeld.’
‘En dan moet ik nu als een klein kind met een drinkbeker.’
‘Ja, dat moet maar even.’ Ze maakt aanstalten om de kamer uit te lopen.
Paul zucht. ‘Sorry, lieverd, ik ben gewoon… ugh.’ Hij gebaart naar zijn nutteloze benen.
‘Ik weet het,’ Moniek gaat naast hem op bed zitten, ‘het is maar voor twee weken, daarna krijg je loopgips.’
‘Maar ik ga niet met zo’n belletje, alsof je mijn knecht bent.’
‘Stuur je me dan een appje als er iets is.’
‘Goed.’
‘Ik laat het belletje staan hoor.’
‘En voor wat voor diensten kan ik allemaal bellen?’ vraagt Paul. Hij strekt zijn arm uit en trekt Moniek om, zodat haar bovenlijf op bed ligt, dicht tegen hem aan. Haar voeten staan nog om de grond. Hij trekt haar even stevig tegen zich aan en drukt een kus in haar nek. Moniek draait haar gezicht naar hem toe en kust hem zachtjes. Ze aait met een hand door zijn haar en gaat dan weer rechtop zitten.
‘Bram komt zo,’ zegt ze. Ze kijkt even snel op haar horloge. ‘Hij kan er elk moment zijn.’
Ze staat op en loopt de kamer uit. ‘Ik zet mijn geluid nu aan, stuur maar een test.’
Paul kan net bij zijn telefoon. ‘Noodgeval’ stuurt hij. Hij hoort een luide ting van het berichtje wat aankomt bij Moniek. Ze is in de logeerkamer bezig, net aan de andere kant van de muur.
‘Ja, ha ha,’ roept ze terug.
Hij hoort hoe ze het bed op maakt, het dekbed in het laken schudt en het kussen opklopt. Hij heeft vannacht goed geslapen, hoewel hij af en toe even wakker werd als hij zich probeerde om te draaien en dat natuurlijk niet ging. De zware pijnstillers zorgen er ook voor dat hij zijn rug eindelijk niet voelt. De zon schijnt buiten, hij kan de blauwe lucht zien. Het is niet te warm en niet te koud, precies goed om iets te doen, wandelen of in de tuin, of een eind fietsen. Zijn vader had vroeger een volkstuintje aan de rand van de wijk. Inmiddels is dat volgebouwd met huizen waarvan de garage al groot genoeg zou zijn voor een hele woning.
Beneden gaat de bel. ‘De bel,’ roept Paul, hoewel Moniek die even goed heeft kunnen horen als hij. Hij ziet haar even wanneer ze langs de deuropening loopt en hoort haar dan die vervloekte trap aflopen. Er wordt nog een keer gebeld, ‘Jaha’ hoort hij Moniek tegen de bel zeggen. ‘Stom jong, kan niet eens even wachten voor de deur open gedaan wordt,’ denkt Paul in zichzelf.

Klimaatkansen 18: Thuis

‘Ha jongen.’ Bram heeft een werkbroek aan, wit met spatjes van allerlei kleuren verf, in zijn armen houdt hij een bananendoos. Moniek probeert Bram om de doos heen een knuffel te geven, en klopt hem als dat niet lukt even op zijn schouder.
‘Hi,’ zegt Bram. Hij knikt erbij, hij blaast zijn haar uit zijn ogen. Het is lang geworden, denkt Moniek, misschien kan ze hem aanbieden het te knippen.
‘Nou kom maar, meteen de trap op, en dan de tweede deur rechts.’ Terwijl Bram naar de trap loopt, gaat Moniek naar buiten.

Angela heeft de auto aan de straatkant gezet en doet de achterbak open.
‘Alleen wat kleren zegt ie, drie dozen vol! En dan de rest nog,’ zegt Angela.
‘Het zal wel gaan,’ zegt Moniek.
‘Is het niet te veel? Nu met Paul?’
‘Ja, het is behelpen, maar dat ligt niet aan Bram.’
‘Dat dat dan ook net Paul moet overkomen.’
‘Ik schrok me rot,’ zegt Moniek, ze balt een van haar handen tot een vuist, ‘eerst dus een enorme klap en daarna helemaal stil. Nou, ik klaag wel eens dat hij te veel vloekt, maar iedere “godver” daarna was een opluchting.’
‘En nu dus in het gips.’
‘Ja ja, dat gaat nog wel even duren, zes weken, maar ja we hebben nog geluk gehad. Dat zei de dokter ook, dat het allemaal veel erger had kunnen zijn. Nou, ik zei tegen Paul, wil je me nooit meer zo laten schrikken. Nou, dan schiet er wel van alles door je hoofd.’
Angela slaat haar armen stevig om Moniek heen, en houdt haar zo even vast. ‘We helpen elkaar, hè.’ Ze voelt Moniek tegen haar schouder aan knikken.

‘Alles oké?’ hoort Moniek. Bram is alweer naar buiten gekomen voor een nieuwe lading.
‘Tuurlijk,’ zegt Moniek, ‘Ik zal wel even helpen.’ Ze ontvouwt haar hand, pakt ook een doos en loopt zonder nog iets te zeggen het huis weer binnen.
In de deuropening van de logeerkamer blijft ze staan. Ineens twijfelt ze waar ze de doos neer moet zetten. Het is nu Brams kamer, met zijn spullen, zijn bed wat ze net nog heeft opgemaakt. Ze zet een stap naar binnen. Voor ze heeft besloten waar ze de doos neer moet zetten, is Bram ook alweer boven. Hij kijkt haar vragend aan. ‘Waar wil je deze?’ vraagt Moniek.
‘Zet maar gewoon neer, ik zoek straks wel een plekje voor alles.’
Moniek zet de doos op het lege nachtkastje. En loopt weer naar beneden, in het voorbijgaan zwaait ze even naar Paul. ‘Hoef je in ieder geval niet te helpen met tillen,’ zegt ze. ‘Nou echt een luxeleventje,’ grapt Paul terug.
Beneden in het halletje komt ze Angela tegen die met een doos de trap op gaat. ‘Dat is alles alweer,’ zegt Angela, ‘de rest staat bij mij.’

Moniek staat onderaan de trap. Ze hoort hoe Angela Paul groet, en hoe ze daarna tegen Bram praat. Moniek loopt naar de keuken en zet koffie met vier volle schepjes koffiepoeder. Door het geluid wat het apparaat maakt kan ze niet meer horen wat er boven gebeurt.  Met een dienblad met vier kopjes gaat ze naar boven. De deur van de logeerkamer is dicht, Angela zit op een van de stoelen naast Paul. Moniek zet het dienblad op de grond. ‘Zal ik Bram ook even brengen?’ vraagt ze.
‘Nee joh, laat die maar lekker rommelen. Die kan prima voor zichzelf zorgen,’ zegt Angela.

Klimaatkansen 19: Location, location, location

‘Je snapt toch wat ik bedoel,’ Boersma loopt heen en weer in haar smalle werkkamer. Op het bureau ligt haar telefoon. ‘Die mensen zijn gewoon te vaak teleurgesteld. Dat stond er letterlijk, in de krant, dat ze wel vaker mensen met grote plannen langs hadden gehad.’
‘Sanne, we kunnen nu niet alles omgooien. We hebben de zaal in het gemeentehuis, daar is de ruimte, daar gaan we het doen,’ zegt Naomi. Ze is de enige op haar werk die haar Sanne blijft noemen. Hoewel het niet voelt als iets gezelligs, eerder alsof ze haar steeds als klein meisje aanspreekt.
‘En als er dan niemand op komt dagen?’ vraagt Boersma.
‘Dan heb jij in ieder geval aan de participatieplicht voldaan.’
‘Dat levert toch niks op, zodra er dan een plan ligt komen er petities en weet ik veel wat.’
‘Geloof mij maar die komen toch wel.’ Naomi zucht hoorbaar.
Sanne ziet voor zich hoe Naomi ondertussen een mail typt aan haar andere collega’s, over de rare plannen van ‘onze Sanne’. Ze heeft ooit zo’n mail ontvangen, waarin Naomi op bijtende toon Boersma’s plannen beschreef, Naomi was zo handig om niets echt negatiefs te zeggen. Waardoor Boersma er niets tegen kon doen, maar sindsdien hoort ze bij alles wat ze doet het commentaar van Naomi in haar hoofd.
‘Ze zeggen altijd dat je mensen vroeg moet betrekken,’ zegt Boersma.
‘Dat zeggen ze ja, maar soms moet je alleen de juiste mensen erbij betrekken. Het zijn die rotte appels, dat begint met een paar, maar als er eenmaal een paar tussen zitten steken ze de rest aan. Nou en in Ossewei, daar hebben ze wel wat rotte appels.’
‘Wanneer ben jij voor het laatst in Ossewei geweest?’
‘O, ga je nou zo beginnen. Luister, als je met alle geweld die meeting in Ossewei wil houden, is het je eigen verantwoordelijkheid, maar één: er is in die wijk geen goede locatie, twee: als je nu de locatie verandert, staat de ene helft van de mensen op de ene plek en de andere helft op de tweede plek, en drie: waar je ook bent, je bent een buitenstaander voor de inwoners, het is hun wijk,’ zegt Naomi.
Boersma heeft er een hekel aan wanneer Naomi een punt wil maken. Ze doet dat altijd door drie redenen te geven, daarbij houdt ze één hand omhoog waarbij ze haar redenen telt. Er tegenin gaan wordt daardoor chaotisch, want je moet op drie sporen terug praten. Boersma heeft er een nog grotere hekel aan als Naomi gelijk heeft.

Klimaatkansen 20: De warme badjas

Paul telt de minuten die Bram onder de douche staat. De jongen fluit onder de douche, vrolijke deuntjes. Paul herkent de liedjes niet. Hij scrolt op zijn telefoon door het nieuws. Alles wordt duurder, er is weer een schandaal en de grootste problemen leiden tot Kamervragen. Hij doet een stom spelletje waarbij je sushi moet serveren, steeds sneller. Als hij weer een level heeft afgerond, popt er reclame op voor een wintersportvakantie. Hij weigert voor het spelletje te betalen. De douche gaat eindelijk uit, ruim 18 minuten. Hij wacht even zodat de jongen tijd heeft om zich aan te kleden. De warme vochtige waas uit de badkamer verspreidt zich over de hele bovenverdieping.

‘Hé Bram.’ Paul luistert.
‘Hé Bram, kom eens.’ Paul zit rechtop tegen de hoofdsteun van het bed, zijn benen voor zich uit gestrekt. Er klinkt gerommel aan de andere kant van de muur. Bram komt in de deuropening staan, hij draagt een joggingbroek, zijn haren zijn nog nat van het douchen en staan in stekeltjes overeind.

‘Lekker gewerkt?’ vraag Paul.
‘Ja,’ zegt Bram, hij is niet onbeleefd, hij zegt het vriendelijk alsof hij simpelweg niet meer te zeggen heeft, maar dat anders best zou doen.
‘Heb je gezien wat ze met Ossewei hebben gedaan?’
‘Gesloopt toch?’ Bram leunt tegen de deurpost.
‘Kaalslag, echt helemaal leeg. En nu gaat zo’n omhooggevallen jong ding bedenken wat er in onze wijk moet komen.’
Bram knikt vaagjes.
‘Aankomende vrijdag is die inspraakavond. Mogen wij meepraten, wij de simpele burgers.’
Bram kijkt even in de gang achter zich.
‘Je moeder en Moniek gaan, maar jij moet denk ik ook gaan. Moniek vindt altijd dat ik me veel te veel druk maak. En ze vertelt dan niet alles. Maar zij is juist zo iemand die niet altijd door heeft hoe ze gebruikt wordt. Dat zo’n avond alleen maar is om ons zoet te houden. En daarom moet jij ook gaan. Jij kan geen huis vinden, nou dan heb je ook echt wel wat te zeggen. Juist als je jong bent. Daar zijn ze gevoelig voor. Voor de jonge mensen, want dat is de toekomst, dat zijn de stemmers voor de komende zestig jaar.’ Paul maakt grote gebaren met zijn handen. De nachtjapon van Moniek ligt onder haar kussen, maar er steekt een klein stukje zwart met rood uit. Het valt op bij het lichtblauwe beddengoed.

Bram ruikt de muffe lucht van iemand die alleen maar in bed ligt. Paul kan er niks aan doen en toch vindt Bram hem walgelijk. Hij wordt ongemakkelijk van de intimiteit, van de volwassen man hulpeloos in bed. Van de kleine details die een gewone gast in het huis niet zou moeten zien. De sokken met gaten in de wasmand. Of hij zijn natte handdoek ook in de wasmand gooit bovenop de verzameling vieze kleren. Hoe hij vanochtend per ongeluk de badjas van Moniek aanraakte, die nog warm van haar lijf aan het haakje aan de deur hing. Hoe hij de sterke geur van haar ochtendurine rook en snel wat luchtverfrisser spoot.

‘Je wil dat ik ga?’ vraagt Bram als Paul eindelijk is uitgepraat.
‘Ja, en als je daarna aan mij vertelt wat je hebt gehoord, kan ik je misschien helpen.’
‘Hoe dan?’
‘Ik heb meer ervaring in die dingen.’